Grijze huisspin

In de wereld van vandaag is Grijze huisspin een onderwerp van het allergrootste belang en belang geworden voor een breed scala aan mensen. Of het nu vanwege zijn impact op de samenleving, zijn relevantie op wetenschappelijk gebied of zijn invloed op de economische ontwikkeling is, Grijze huisspin is erin geslaagd de aandacht en het debat te trekken van experts, professionals en burgers over de hele wereld. Door de geschiedenis heen heeft Grijze huisspin een cruciale rol gespeeld in de evolutie van verschillende aspecten van het menselijk leven, en de studie en het begrip ervan zijn essentieel om de uitdagingen en kansen aan te pakken die zich vandaag de dag voordoen. In dit artikel zullen we de impact, het belang en de implicaties van Grijze huisspin diepgaand onderzoeken, de verschillende facetten ervan analyseren en een globaal beeld bieden van de relevantie ervan in de hedendaagse wereld.
Grijze huisspin
IUCN-status: Niet geëvalueerd (2008)
Grijze huisspin
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Arachnida (Spinachtigen)
Orde:Araneae (Spinnen)
Familie:Agelenidae (Trechterspinnen)
Geslacht:Tegenaria
Soort
Tegenaria domestica
(Clerck, 1758)
Originele combinatie
Araneus domesticus
Grijze huisspin
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Grijze huisspin op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Onderzijde met duidelijk zichtbare spintepels.

De grijze huisspin (Tegenaria domestica) is een spin uit de familie van de trechterspinnen (Agelenidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd, als Araneus domesticus, in 1758 gepubliceerd door Carl Alexander Clerck.

Kenmerken

Het vrouwtje van de huisspin bereikt een lengte van ongeveer 7–11 mm, het mannetje 6–9 mm (exclusief poten). Het mannetje heeft een relatief langwerpiger achterlijf en langere poten. De afstand tussen de pootuiteinden kan tot 2,5 cm bedragen.

De huisspin is nauw verwant aan de veldtrechterspin (Tegenaria agrestis), en kan daar makkelijk mee verward worden, aangezien beide soorten een zigzagpatroon op het achterlijf kunnen hebben. De huisspin is over het algemeen echter kleiner, donkerder bruin, met een cirkelpatroon op het achterlijf en gestreepte poten.

Interactie met de mens

De mens komt relatief vaak in aanraking met huisspinnen en zal uit angst geneigd zijn de spin te doden. De spin is echter ongevaarlijk:

  • Huisspinnen vallen alleen aan als ze worden uitgedaagd of in het nauw gedreven;
  • Hun cheliceren (gifkaken) zijn niet gebouwd om mensen mee aan te vallen en zullen in de regel de huid niet doorboren;
  • Als er toch een gifinjectie plaatsvindt is de resulterende bult niet zeer pijnlijk en bovendien ongevaarlijk. De bult slinkt binnen enkele dagen.

De beet van de veldtrechterspin zou giftiger en pijnlijker zijn. Dit dier zou ook een agressievere aard hebben, hoewel meldingen hiervan alleen in de Verenigde Staten zijn gedaan; in Europa is nooit melding gemaakt van een beet.

Habitat en levenswijze

Huisspinnen weven gewoonlijk een vlak web met een trechtervormig aanhangsel aan een van de uiteinden. De webben kunnen een aanzienlijke omvang bereiken zolang de spin zijn gang kan gaan. Als er een prooi in het web belandt, springt de huisspin tevoorschijn om de prooi te overmeesteren. Huisspinnen zijn vooral 's nachts buitengewoon actief. Hun aanwezigheid is niet seizoensgebonden en voor zover hun leefgebied leefbaar blijft kunnen ze het hele jaar door worden waargenomen.

De huisspin komt zowel in Europa als het grootste deel van de Verenigde Staten algemeen voor. Men neemt aan dat Britse kolonisten de dieren als verstekelingen over de Atlantische Oceaan naar de nieuwe wereld hebben gebracht.

De huisspin is solitair en is hoofdzakelijk 's nachts actief. Ze vervaardigen elke nacht een nieuw trechtervormig web. Als het dier zeer hongerig is, verlaat hij het nest om op jacht te gaan, maar over het algemeen zal het prooidieren vangen die zich op het web wagen. Hij jaagt ze naar buiten waar hij ze vangt. Vervolgens draagt hij ze terug het nest in, om vervolgens de prooi met een enzymenvloeistof te injecteren en leeg te zuigen.

Als een mannetje wil paren, beweegt hij ritmisch het web van een vrouwtje met zijn poten. Hierdoor begrijpt het vrouwtje dat het geen prooidier is. In sommige gevallen zal het vrouwtje de benen nemen, anders komt het tot een paring, waarbij het mannetje sperma inbrengt met zijn pedipalpen (tastorganen die veel weg hebben van een kort paar pootjes).

Na de paring bestaan er drie mogelijke scenario's:

  • Het vrouwtje valt het mannetje aan (in de meeste gevallen);
  • Het mannetje verlaat het nest zonder te worden aangevallen (komt weinig voor);
  • Het vrouwtje accepteert de voortdurende aanwezigheid van het mannetje (zeer uitzonderlijk).

Na een rijping van enkele dagen legt het vrouwtje enkele honderden eitjes die ze tegen rovers beschermt. Een vrouwtje kan tot vijf jaar oud worden.