Dit artikel gaat in op het onderwerp Simeon ten Holt, dat de afgelopen jaren steeds relevanter is geworden. Simeon ten Holt is een onderwerp dat de belangstelling heeft gewekt van onderzoekers, experts en het grote publiek, vanwege de impact ervan op verschillende gebieden van de samenleving. Sinds zijn opkomst heeft Simeon ten Holt debatten, analyses en reflecties gegenereerd over de implicaties, gevolgen en mogelijke oplossingen ervan. Dit artikel zal proberen een alomvattend beeld te geven van Simeon ten Holt, waarbij de oorsprong, evolutie, huidige uitdagingen en toekomstperspectieven worden onderzocht. Het is belangrijk om het belang van Simeon ten Holt vandaag de dag te begrijpen, aangezien de invloed ervan zich uitstrekt tot uiteenlopende gebieden als technologie, politiek, cultuur, economie en het milieu.
Uitvoeringen van Ten Holts muziek waren niet zelden totaalevenementen, waarbij zowel de pianisten als het publiek elkaar aflosten, vanwege de mogelijkheid om een stuk uren te laten duren. Een uitvoering van Lemniscaat in Bergen bijvoorbeeld nam bijna een etmaal in beslag. Hierover zegt Ten Holt in zijn memoires: Ook de veronderstelling van hoe-langer-hoe-beter is een vergissing als de spanning tussen twee tijdpunten ontbreekt en er niet meer klinkt dan zinloze herhaling van hetzelfde.
Muzikale ontwikkeling
In de loop van de jaren vijftig componeerde hij Bagatellen en een aantal stukken waarin de door hemzelf ontwikkelde diagonaalgedachte tot uiting kwam: Diagonaalmuziek (1956-1958), Diagonaalsuite (1957) en Diagonaalsonate (1959). Zijn gedachte was om simultaan gebruik te maken van complementaire toonsoorten in tritonusverhouding. Op die manier kon hij vrijer omgaan met de tegenstelling tussen tonaliteit en atonaliteit.
Vanaf 1961 raakte de componist onder de invloed van het serialisme. Cyclus aan de waanzin (1961) was daarvan de eerste uiting. Kenmerkend voor zijn werkmethode was de theoretische benadering van een compositie. Een werk ontstond uit formalistische overwegingen en vervolgens op papier.
In de jaren zeventig zwoer Ten Holt zijn seriële werkmethode af: hij ging componeren op het klavier van de piano in plaats van op papier. Hij werkte vervolgens jarenlang (1975-1979) aan Canto Ostinato dat veel succes opleverde. Volgens dezelfde op herhaling en tonaliteit gebaseerde gedachte ontstonden in de loop der jaren meer lange pianostukken: Lemniscaat (1983), Horizon (1985), Incantatie IV (1990) en Méandres (1999). Ten Holt noemde de stukken afspiegelingen van zijn eigen innerlijk, in tegenstelling tot de formele werken die hij vóór Canto Ostinato schreef.
Werken
Piano
Kompositie I, II, III, IV (1942-1945)
Sonate (1953)
20 Bagatellen (1954)
Allegro ex machina (1955)
Diagonaalsuite (1957)
Muziek voor Pieter, 7 kleine stukken voor piano (1958)